Column bij lancering Kennisnetwerk Krimp Noord Nederland
Groningen, remonstrantse kerk Coehoornsingel, 29- 11-2010
Titel: Netwerken, ik moet er maar aan geloven
Of: Noorderwoorden…
Nee, het heet gewoon: Roos
Ik ken haar al een aantal jaren. Aanvankelijk omdat we lid waren van een zelfde club. Een club is een mooi ding. Ben je lid van een club, dan heb je automatisch vrienden. Of kennissen eigenlijk meer, want vaak weet je van de andere leden van de club niet eens zo heel veel, maar toch begroet je elkaar hartelijk op bijeenkomsten van de club. Een club zou je dus een ‘kennisnetwerk’ kunnen noemen. Haar ken ik bijvoorbeeld van een fijne club van singer-songwriters die eens per maand liedjes voor elkaar en een bescheiden toegestroomd publiek zingen in een gezellig café in het centrum van Groningen, het Krimpcafé.
Voor een programma van Radio Noord waar ik één van de presentatoren van ben, wilden we eens een live muziek optreden hebben. Ik ken heel veel muzikanten en deed een wilde greep in mijn bestand. Ik stelde voor dat we haar zouden vragen. En ik wist hoe we haar konden bereiken, want wij waren immers lid van dezelfde club. Op een druilerige zaterdagochtend zat ze in een boerenschuur ergens in de negorij van onze provincie haar liedjes te spelen. Natuurlijk, het was live voor de radio, duizenden mensen zouden zeker luisteren, maar ik weet hoe moeilijk het is om je dat voor te stellen wanneer je in een verlaten schuur op een oude keukenstoel naar een krakkemikkig campingtafeltje zit te kijken met daarop een blauwe Blokker thermoskan, een stapeltje plastic bekertjes en een onaangebroken pak bastognekoeken. De weinige dorpelingen die op het evenement waren afgekomen hadden meer belangstelling voor de tractorshow die buiten op het erf plaats vond. Of ze hingen bij de hamburgertent, waar vrijwilligers geld probeerden in te zamelen voor de renovatie van de speeltuin in het betreffende ‘woondorp’. De wipkip was afgebroken en dientengevolge afgekeurd door een ambtenaar van de gemeente. De speeltuin was al maanden dicht. Nergens was de Krimp beter voelbaar dan hier. Ik schaamde me een beetje dat ik haar hier had laten uitnodigen.
Dat zij zich echter moeiteloos door dat optreden heen wist te slaan begreep ik later pas, toen ik haar tegen kwam als medeorganisator van de Noordelijke Krimpbeurs. Ik was dagvoorzitter en begreep ineens dat ik die functie wel eens aan haar te danken zou kunnen hebben. Misschien zelfs wel als tegenprestatie voor dat optreden in het radioprogramma. Voor wat hoort wat. Zo werkt een ‘netwerk’.
Een aantal van u zal vast en zeker aanwezig geweest zijn bij die Krimpbeurs. De opening vond ook daar plaats in een kerk. Kerk en krimp gaan blijkbaar goed samen. Een als ‘consultant’ vermomde acteur verrichtte een act met tientallen gekleurde bollen wol, die als een web door het publiek werden verspreid. Iedereen gooide de bollen wol naar elkaar toe, maar hield ook steeds een draadje vast, en zo ontstond een netwerk, waarbij uiteindelijk iedereen met iedereen verbonden was. Zoiets. De symboliek kon ons in elk geval onmogelijk ontgaan.
Aan het eind werd alle wol doorgegeven naar voren en bleef daar de rest van de dag als vrolijke decoratie liggen. Eén grote onontwarbare kluwen met daarnaast de bolletjes die nog niet of niet geheel en al afgerold waren. Doelloos en troosteloos lagen ze daar, wel verbonden, maar onaangeroerd. Ik vroeg me af; is dit symbolisch voor Krimp? Ze zitten aan elkaar vast, maar wat hebben ze er aan? Losse eindjes en een dikke knoop in het midden.
Toen de dag voorbij was vroeg ik haar wat er met de wol ging gebeuren. ‘Die wordt waarschijnlijk weggegooid’, zei ze. De consultant-acteur was allang weer vertrokken en niemand had er verder belangstelling voor. ‘Mag ik het mee’, vroeg ik. Dat mocht. Inmiddels worden er van de bolletjes die nog intact waren dekentjes gebreid voor Bulgarij of Roemenië of weet ik veel en vaderdag-, moederdag- en/of Sinterklaascadeautjes gepunnikt en gefrunnikt op een basisschool ergens in het Grote Kale Krimpgebied Groningen.
Van de kluwen hebben mijn katten nog elke dag plezier. Die ligt bij ons midden in de kamer en vanaf de eerste seconde waren beide beesten er door gefascineerd. Wel beiden op een eigen manier trouwens. Het vrouwtje pikt er meestal één draadje uit, zorgvuldig gekozen, en trekt dat zover mogelijk uit de kluwen. Totdat ze het niet verder krijgt, want de boel zit natuurlijk zodanig ingewikkeld in de knoop, dat ze er nog nooit een draad volledig uit heeft kunnen krijgen. Ze trekt eraan tot ie strak staat en blijft er dan een poosje op bijten en sabbelen. Het mannetje heeft een andere tactiek. Hij springt bijna altijd vanaf een meter afstand midden in de kluwen en begint wild om zich heen te slaan, te klauwen en te bijten. Hij pakt zoveel mogelijk wol tussen de voorpoten en in zijn bek en trapt ondertussen met zijn achterpoten de rest van de wol van zich af. “Waarom doet ie dat?” vroeg mijn vriendin laatst. Ik deed of ik verstand heb van katten en zei “hij is te vroeg uit het nest gehaald en mist zijn moeder”. Terstond had mijn vriendin medelijden en was vertederd door het alles verslindende monster. Wanneer hij genoeg heeft van het spel pakt hij nog even dat ene kleurige draadje van zijn zusje af en jaagt haar vervolgens door het kattenluik boven naar buiten, via balkon en dakterras, langs de gevaarlijk ladder achter de tuin in en daarna weer via het kattenluik beneden terug het huis in. Daar rollebollen ze nog wat en dan komen ze via de trap weer naar boven en gaan zichzelf en elkaar tevreden zitten wassen en likken. Totdat één van de twee de grote kluwen wol herontdekt en er een draadje uitpikt of er plompverloren midden in springt. En dan begint het hele gesodemieter weer van voren af aan. Ik kijk er dikwijls naar en heb me onlangs gerealiseerd dat zij keer op keer een perfecte demonstratie geven van wat netwerken eigenlijk is én van de verschillende manieren die er zijn om met je netwerk om te gaan. Laten we gemakshalve zeggen, de mannelijke en de vrouwelijke.
Na de Noordelijke Krimpbeurs –en nadat ik een paar vuilniszakken vol wol in mijn auto had geladen- was er natuurlijk een borrel. Net als zo meteen. Zo hoort dat, zo gaat dat. En tijdens die borrel begint uiteraard pas het echte netwerken. Met een glas in de hand vroeg ze mij of ik wellicht bereid was een column te schrijven en voor te lezen bij de lancering van het ‘Kennisnetwerk Krimp Noord Nederland’. Ik zei ‘ja’ en dacht ‘dat zullen we nog wel zien’. Mijn ervaringen met netwerken waren namelijk niet bepaald rooskleurig. Maar dat komt waarschijnlijk hoofdzakelijk door mezelf. Wanneer ik ergens heb opgetreden beschouw ik het applaus als mijn beloning -afgezien van hetgeen er later via mijn impresariaat nog op mijn bankrekening terecht komt, maar daar houden ‘wij kunstenaars’ ons natuurlijk totaal niet mee bezig, applaus, daar gaat het om- . En na zo’n optreden ben ik leeg. Moe. En dorstig. Vanwege dat laatste sleep ik mij doorgaans toch maar naar de foyer en sla een bier achterover. Het liefst twee en daarna wil ik zo snel mogelijk weg, maar dan is het meestal al te laat. Dan komt er altijd een man aan die me gaat vertellen dat het ‘verdomde geinig’ was wat ik deed. Ik mompel ‘dank u wel’, maar het zweet begint al over mijn rug te parelen. Ik weet wat ie gaat vragen: ‘mag ik je kaartje?’ ‘Mag ik je kaartje?’ Zie je wel, ja hoor, hij vraagt het. En ik ga voor de duizendste keer zeggen ‘ik heb geen kaartje, maar ik kan het nummer van mijn impresario wel even op de achterkant van een bierviltje schrijven als u wilt…’. En het zweet breekt dan pas echt volledig uit. Nooit verschijn ik zonder colbert op een after-party of netwerkborrel. Ik zou niet willen dat mensen de plekken onder mijn oksels kunnen zien. En als ik mijn eigen angstzweet begin te ruiken kan het hen ook niet langer ontgaan en baan ik mij meestal stiekem een weg naar nooduitgang of zijdeur. Ik kan niet netwerken. Ik geloof niet in netwerken.
‘Wil je nog een wijntje?’ vroeg ze. Ik murmelde ‘ik heb geen kaartje, maar ik wil het nummer van mijn impresario… sorry, wat vroeg je?’ ‘Of je nog een wijntje wil?’ ‘Oh…uh… ja, graag’ zei ik. Ze kwam terug met twee volle glazen en zei ‘bedankt voor vandaag, ik mail je nog over 29 november, proost!’ en weg was ze weer. Netwerken denk ik.
En ik sta hier daadwerkelijk een column (of wat daar voor door moet gaan) voor te dragen bij de lancering van het Kennisnetwerk Krimp Noord Nederland. Zou het dan toch werken, netwerken? Ik hoop het. Ik hoop het voor u allen, opdat al die mooie projecten die er verzonnen worden om de leegloop (ik vermijd het woord ‘Krimp’, want dat heeft zo’n negatieve lading) van het platteland dan wel tegen te gaan dan wel ten voordele van dat platteland te keren; ik hoop het voor al die mensen die wel mooie ideeën hebben maar ze geen vorm weten te geven en dus hier een platform, een Kennisnetwerk, een club kunnen vinden; ik hoop het voor haar, want zij is ook bij dit Kennisnetwerk als kwartiermaker weer intensief betrokken en ik gun haar alleen maar succes, succes en nog eens succes. En ik hoop het voor mezelf, want ik ga het zo ook echt maar eens proberen; netwerken. Zonder colbertje. Zal ik er plompverloren midden in duiken? Of zal ik er één draadje uittrekken en me daar op stuk sabbelen? Ik weet het nog niet. U merkt het wel.
Arno van der Heyden
foto’s: Pjotr Wiese (behalve die van mijn katten)
www.beamen.nl