Achterbank (tekst)
Ons huis (tekst)
TL-licht (tekst)
Kloosterboer op zijn retour ging in premiere in de Groningse Stadsschouwburg. De kritiek was laaiend enthousiast. Overigens alleen over de titel. Natuurlijk waren er nog genoeg die het niet met de titel eens waren.”Op retour?”, vroegen zij, “Waarvan?” Dit trio trad op van 1994 tot zomer 2001 onder de volkomen willenkeurig gekozen naam Kloosterboer en maakte liedjes die bij voorkeur nergens over gaan en melodietjes waar zichzelf respecterende mensen de pest aan hebben.
Opgenomen in december 1999 in Groningen.
Kloosterboer bestond uit:
Arno van der Heyden (contrabas, viool, mond en kapsel)
Rob Elzenga (gitaar, gitaar, gitaar, gitaar, contrabas en gitaar)
Jan Veldman (gitaar, accordeon, bril, schadekosten en keel)
Sinds 1999 was Trio Kloosterboer uitgebreid met een vierde man:
Bas Mulder (drums, piano, accordeon en ballet)
De CD’s van trio Kloosterboer zijn helaas allemaal uitverkocht. Wellicht komt er nog eens een verzamel CD uit met de leukste liedjes. In dat geval verschijnt er zeker bericht op deze website.
Teksten
Ons huwelijk was allang niet meer zo jofel
Ik geef toe, het lag het meest aan mij
Ik was niet alleen verslingerd aan de alcohol
Maar ik dronk er ook nog eens bij
De enige vrucht van onze liefde
Was een dochtertje, naar ik meen
En zij was lelijk en dom, zij was scheel en liep krom
En zij liep met een ongelijk been
En zij riep:
Pappie, loop toch niet zo snel
Pappie, loop toch niet zo snel
Loop wat zachter,toe
Want ik ben al zo moe
Pappie, loop toch niet zo snel
Het moest op een ongeluk lijken
Ik geef toe, het was wreed en gemeen
Het was op een Noorse fjord, daar is zij afgestort
Toen wij net een spelletje blindeman deden
Ik was gelukkig en mijn fake-te tranen
Vrolijk fluitend liep ik naar beneen
Maar onderweg naar de kroeg, toen ik een hoek omsloeg
Stond ze te wachten met haar ongelijk been
En zij riep:
Pappie, loop toch niet zo snel
Pappie, loop toch niet zo snel
Loop wat zachter,toe
Want ik ben al zo moe
Pappie, loop toch niet zo snel
We waren ook een keertje wezen vissen
Eén scherpe bocht en -plons- zij viel in de zee
Ik weet niet met hoeveel kracht zij het heeft opgebracht
Maar in de haven liep zij weer met me mee
En toen die keer met parachute springen
Ik had een parachute en zij had er geen
Maar de co-instructeur stond bij de vliegtuigdeur
En greep haar net op tijd bij die veel te lange enkel en die veel te lange teen van dat walgelijke ongelijke been
En zij riep
Pappie, val toch niet zo snel
Pappie, val toch niet zo snel
Want dat ene koord
Werkt niet zoals het hoort
Pappie, val toch niet zo snel
terug
Raar, ik heb het allemaal voor elkaar
Mijn vrouw heb ik lief en het gaat trouwens goed met haar
Ik hou van mijn kinderen, van het hier en het nu
Maar ik voel me verdomde
promiskukeleku
Hé, ik krijg een onbehoorlijk idee
Ze kijkt met die ogen van ‘ga je met me mee?’
Ik koop haar straks een drankje en zij zegt ‘dank u’
En ik zeg ‘zeg maar jij, hoor’
promiskukeleku
Wow, ik was mijn hele leven zo trouw
En nu lig ik hier van ‘hoe heb ik het nou?’
Ik ben dus een klootzak in het kwadraat vanaf nu
En dat voelt fantastisch
promiskukeleku
Wreed, ik heb haar niet gevraagd hoe ze heet
Misschien heeft ze wel ziektes waar ik niets van weet
Het was heel verheffend, maar nu ook nogal cru
En ik kraai de victorie
promiskukeleku
Ik zweer, dit doe ik van mijn leven niet weer
Maar nu zie ik jou en denk ‘goed, nog één keer’
Ik kan ook gaan lezen in de ‘Ouders van Nu’
Maar dit is veel leuker
promiskukeleku
Goed, ik weet ook niet hoe dit verder nog moet
En of ik met tranen hiervoor wordt beboet
Maar ach, wat geeft het, je leeft maar één keer, non-de-ju
Ik pis naast het potje
promiskukeleku
terug
Gisterenmiddag zei ze ‘lieverd, wij gaan samen naar de autodealer toe
en zoeken daar een leuke nieuwe tweedehandse uit’
Ik was de Peugeot-bestel met grijze nummerborden zelf nog lang niet moe
Maar zij bleef echter nogal persistent bij haar besluit
Ze wil een nieuwe auto met een achterbank, achterbank, achterbank
Zo één met kofferruimte en een hoedenplank
En het merk kan haar niet schelen
Maar waarom een nieuwe auto met een achterbank, achterbank, achterbank
Ze wil, dat ik mijn Peugeot-bestel afdank voor een nieuwe met een achterbank
‘Luister’, zei ik, ‘ik ben heel tevreden met waar ik tot nu toe nog in reed
Hij kwam dit jaar weer fris en vrolijk door de APK
We zijn er twee keer mee verhuisd en de vakanties doen we er ook nog steeds mee
Waar moet ik al mijn spullen laten als ik vissen ga?’
Waarom wil jij een auto met een achterbank, achterbank, achterbank
Zo één met kofferruimte en een hoedenplank
En het merk kan je niet schelen
Maar waarom een nieuwe auto met een achterbank, achterbank, achterbank
Je wilt, dat ik mijn Peugeot-bestel afdank voor een nieuwe met een achterbank
Het kwam die middag bij de auto-dealer tot een niet zo leuke woordenstrijd
Ik zei ‘laten we nou praten lekker thuis op ons gemak’
‘Nee’ zei zij, ‘die achterbank, die wil ik nou al jaren lang de hele tijd
en als jij dat niet snapt ben jij gewoon een stomme zak’
Ze wil een nieuwe auto met een achterbank, achterbank, achterbank
Zo één met kofferruimte en een hoedenplank
En het merk kan haar niet schelen
Maar waarom een nieuwe auto met een achterbank, achterbank, achterbank
Ze wil, dat ik mijn Peugeot-bestel afdank voor een nieuwe met een achterbank
‘Maar denk eens aan de hond, die is toch veel te groot, die krijg je daar nooit achter op
en als we willen vrijen, ik weet niet wat jij verzint
waar laten we de benen?’ en zo noem ik nog eens één, twee, drie, vier zaken op
maar plotseling begrijp ik alles, God ze wil een…
Vandaar die nieuwe auto met een achterbank, achterbank, achterbank
Zo één met kofferruimte en een hoedenplank
En het merk kan haar niet schelen
Vandaar die nieuwe auto met een achterbank, achterbank, achterbank
Ze wil, dat ik mijn Peugeot-bestel afdank voor een nieuwe met een achterbank
terug
Waar water verdween zal kleigrond verschijnen
En als je dat bakt krijg je eerste klas steen
Voor bakstenen, dakpannen, aardewerk kopjes
Maar ook voor ellende, dat weet iedereen
Ik wilde mij papa weer blij kunnen maken
Door af te gaan wassen, als hij het niet zag
En als hij dan thuis kwam, wat zou hij dan blij zijn
Dan hadden we samen een vrolijke dag
Ik moet van zijn stem altijd vreselijk schrikken
Ik heb net dat kopje nog heel in mijn hand
Het krukje glijdt weg, ik val naar beneden
En hoor hoe de kop met een krak naast me landt
Geen Velpon in huis, oh, wat moet ik verzinnen
Ik breng angstig mijn haar met wat spuug in model
Er schiet mij op dat moment net iets te binnen
Met kloddertjes spuug lukt het ook wel
Daar staat nu dat kopje als heel op het aanrecht
Mijn vader komt binnen en ziet hem daar staan
‘Dit is nog het kopje van mijn arme moeder
Wie dat ooit kapot maakt -nou?- die gaat er aan
Die slacht ik persoonlijk in hapklare brokken
Al was het familie, mijn vlees en mijn bloed
Maar jij, kleine rekel, ach, maak je geen zorgen
Ik weet bijna zeker, dat jij zulks niet doet
Hij heeft bij dat kopje zijn ogen vol tranen
‘Mijn mama is het mooiste, dat ik ooit heb gehad’
Zijn hand is zo groot als een kist vol gereedschap
En daarmee slaat hij -BENG- met een snik op het blad
De kleefkracht van Velpon is sterk en veelzijdig
Bij glas en bij plastic en wit porselein
Dat komt door de polypropilaceniden
Dat spul had ook flink in mijn fluim moeten zijn
Maar speekselvocht kent slechts methyldioxide
En dat is nou niet bepaald kleverig spul
Een postzegel gaat nog, maar het is niet waarschijnlijk
Dat jongetjes-tuf het bij theekopjes doet
De klap op het aanrecht was ronduit rampzalig
Het theekopje brak en daarna ook mijn nek
En heel snel daarop braken één of twee ribben
Nou, die krijg je met Velpon ook niet meer op zijn plek
Ik zeg maar, dat ik van de trap ben gevallen
Ik kan weer naar buiten en hoef maar één kruk
Ik zie papa’s auto staan, zal ik die wassen?
Oeps, koplampen stuk
terug
‘t Is zaterdagmiddag
Vijf uur in de stad
Je hebt zoveel haast
Met de boodschappen gehad
En je komt met twee tassen
Vol vis en vol wijn
En een doos vol tampons
Uit de Albert Heyn
Je moet snel naar huis
Want daar wacht je vrouw
Op eten en diepvrieslasagna
Smelt gauw
Maar je moet voor een plas
In je stamcafé zijn
Dus je loopt naar binnen met je tassen
Van de Albert Heyn
God wat gezellig
Roept ieder in koor
En je gaat er toch niet
Zonder pilsje vandoor
En je ziet zelfs de vrienden
Die er anders nooit zijn
Je gaat zitten met de tassen
Van de Albert Heyn
Drie bier van je vrienden
En een van de zaak
Je vertelt nog een mop
Die is helemaal raak
Het is goed om zo tussen
De mensen te zijn
En het eten blijft wel goed
Want het is Albert Heyn
‘t Is zaterdagavond
Een vrolijke boel
‘t Is goed om te kroegen
Met een tikkie schuldgevoel
Bij een oude geliefde
Win je langzaam terrein
En je vrouw wacht op tampons
Van de Albert Heyn
‘t Is zaterdagavond
Je kijkt om je heen
‘t Is druk, maar van je vrienden
Is er plots niet meer één
Je voelt je verlaten
En dronken en klein
Je zoekt misslijk naar de tassen
Van de Albert Heyn
De vis ligt te rotten
Lasagna loopt uit
De wijnfles kapot tussen
Platgetrapt fruit
The party is over
Je loopt langs een plein
Met neonreclame
Van de Albert Heyn
‘t Is zaterdagnacht
En je ziet dat ze slaapt
Je sluipt in het bed
En je hoort dat ze gaapt
Ze kust je en vraagt je
Hee, had je het fijn
En je zegt ‘In’t vervolg
Koop ik gewoon bij de Edah.’
terug
Ik heb een vreselijke ziekte
Ik ben lam en ik heb pijn aan mijn schoen
Maar dat is nog niet eens het ergste
Geen dokter kan er iets aan doen
Het is erger dan een doorsnee depressie
Of de ziekte van ‘de la Tourette’
Waarbij je zomaar ‘poep, kut, lul’ zegt
In plaats van ‘ober, mag ik een servet?’
Refr.
Hupsakee
Ik zeg aldoor maar weer
Hupsakee
In mijn rolstoel zeg ik
Hupsakee
Met mijn voeten naar benee
-ja, met zijn voeten naar benee
want naar boven valt niet mee-
Hupsakee
Ik zeg aldoor maar weer
Hupsakee
En als ik zomaar in een afgrond glee
Dan zou ik zeggen
Hupsakee
-nee, wat een retegoed idee-
Ik haal mijn tanden uit mijn mond, voordat ik ga slapen
Omdat dat binnen in niet zo heel lekker zit
Maar overdag zit ie weer stevig in mijn kaken
En het is niet eens een kunstgebit
Ik was op mijn 15e zo kaal als een biljartbal
En op mijn 16e werd ik grijs
Op een concours voor de mooiste gehaktbal
Wonnen mijn aambeien de eerste prijs
Refr.
Ik heb me heel modern ook laten tatoeëren
Nou, bij de jeugd ben ik nu helemaal de man
Het is gaan zwellen en gaan etteren en zweren
Maar je plukt er hele goeie paddo’s van
En over de pearcing in mijn eikel wil ik zwijgen
Dat is er zo gezwollen uit gaan zien
Het begint al oogjes en een neus te krijgen
Het wordt een kind! Een jongetje misschien
Refr.
terug
Ons huis is zo mooi
En de stenen zijn rood
En de planten voor ‘t raam
Zijn zo groen en zo groot
En het daglicht op de houten vloer
Geeft een licht, nooit vertoond
Zo warm en wat schitterend
Dat jij er ook woont
Ons huis is het mooiste, het sterkste, het beste
En als de buurt door een bom of de sloop ooit verdwijnt
Staat ons huis, staat ons huis,
Staat ons huis, staat ons huis,
Staat ons huis nog recht overeind
De rampen van de krant
De buurman ‘s verdriet
Ze maken ons aan ‘t huilen
Maar ze deren ons niet
Want onze keuken kookt zo wonderbaar
En ‘t is fijn zo in ons bed
Dat je denkt, ons huis niet tijdelijk
Maar voor eeuwig neergezet
Ons huis is het mooiste, het sterkste, het beste
Als de aarde in brand staat, of de poolkap verdwijnt
Staat ons huis, staat ons huis,
Staat ons huis, staat ons huis,
Staat ons huis nog recht overeind
Ik loop in de straat
En ik kijk naar het raam
Waarachter je de tafel
Afruimt van ons saam
In de rest van de huizen
Met hun dooie balkons
Daar kan niet zoveel liefde zijn
Als in dat huis van ons
terug
Elke morgen miezert het steeds meer
De ruitenwissers gaan heen en weer
Elke morgen in de file
Tussen honderdduizend wielen
Elke morgen rijen naar dat klote werk
Hopla, we gaan er weer de godganse dag tegenaan
Ik kan het niet, kan het niet
Hopla, we gaan weer want we hebben een fantastische baan
‘k Wil naar bed – ziektewet
Och Jezes
Zo moe van het gedoe
Zo aan vakantie toe elke dag
Hopla want ik heb nog zo’n dertig jaar aflossing staan
Ik zing terwijl ik droevig word
Bij ‘t klikken van het toetsenbord
Klek, klekkedie klek
Klek klek klek
Ik word gek
Van dat geklek
Klekkedie klek
Klek klek klek
Hou je bek
Hopla, we gaan er weer de godganse dag tegenaan
2. Morgenochtend koop ik een geweer
Knal ik mijn collega’s neer
Morgen dan weet ik van wanten
Lees het in de avondkranten
Morgenochtend stop ik met de burnout blues
Hopla, nog een dag en dan is het met alles gedaan
Ik ben weg, heel ver weg
Hopla, nog een dag, en ik zal naar Timboektoe toe gaan
En ik doe iets geks met heel veel seks
Och Jezes
Zo moe van het gedoe
Zo aan vakantie toe elke dag
Morgen begint het allemaal weer van voren af aan
Terwijl ik mismoedig word
Zing ik bij het toetsenbord
Klek, klekkedie klek
Klek klek klek
Ik word gek
Van dat geklek
Klekkedie klek
Klek klek klek
Hou je bek
Morgen begint het allemaal weer van voren af aan
Schiet op dag
Schiet op
Schiet
terug
Het is feest en de mensen ze dansen
Ze zijn mooi, ze zijn jong, ze zijn glad
Aan de bar zit een oudere dame
Maar dat was vroeger het stuk van de stad
Goed, haar lippen zijn dun en haar borsten
Bloeien niet meer zo vol als voorheen
Maar toch buigt ze naar een van de jongens
Ze zegt: kijk nou eens goed om je heen
Refrein:
Ze zien er niet uit in TL licht
Ze zien er niet uit in TL
Je wordt door de schijn overweldigd
Maar later doorzie je dat wel
Hou me vast, want ik wil met je dansen
Luister goed naar wat ik je vertel
Ze zien er niet uit in TL licht
Nee, ze zien er niet uit in TL
En dan loopt ze met hem naar de dansvloer
En ze danst nog een keer als een beest
En ze weet met haar blik te bereiken
Waar geen chick met haar hand is geweest
En ze voelt wel de spottende blikken
Maar ze voelt ook de adem van hem
En zijn hand op haar best mooie heupen
En de hartstocht die klinkt in zijn stem
In haar blootje alleen voor de wasbak
Klinkt de dansmuziek door in haar hoofd
En ze heeft net met watten en water
Haar gezicht van zijn charmes beroofd
Maar ze grinnikt om iedere rimpel
En ze glimlacht naar elke tiet
Die ze nu bij dat vreselijke bleke Bij het licht van de badkamer ziet…
terug
Het regent in Madrid
Donder en bliksem in Japan
Het sneeuwt op de Bahama’s
Ik begrijp er niks meer van
Is het de maandag na Palmzondag
Of de dag na Sinterklaas
‘t Is vast de tijd na Carnaval
Ben ik een feestneus of een dwaas?
Ik heb storing op mijn netvlies
En geen ontvangst meer in mijn brein
Het is alsof de zender kraakt
Ik vraag me af wat het kan zijn
Is het dan eindelijk Sint Juttemis?
Of valt Kerst dit jaar zo vroeg?
Ben ik geslaagd voor een examen?
Of zat ik stomweg in de kroeg?
Zat ik gewoonweg in de kroeg?
Wat viel er toch te vieren?
Waarom hadden we zo’n lol?
Met veertig kratjes bier
En sterke drank met alcohol
Wie is toch dat meisje?
Wat doet zij in mijn bed?
Ik herken mijn eigen huis niet
En moet op zoek naar een toilet
Ben ik een feestneus of een dwaas?
terug
‘k Zit aan een tafel vol ontbijt
Met een wel hele mooie meid
Ze vraagt: wil jij een boterham
Ze pakt de boter, ik roep dan:
Hee stomme trut ben jij wel goed?
Kijk nou toch even wat je doet
Ik wil geen boter, idioot
‘k Wil mayonaise op mijn brood
Kwil mayonaise op mijn brood
Kwil mayonaise op mijn brood
Nee doe maar weg die botervloot
Hartstikke goed, mijn dank is groot
M- mayonaise op mijn brood.
‘k Zit in een Franse restaurant
De beste koks van Nederland
Die koken daar de Haute Quisine
Maar ik wil eerst hun stokbrood zien
Daar komt zo’n halve gare kloot er
Aan met een potje kruidenboter
Ik roep: steek die maar in je aese
Je veux verdomme mayonaise
Kwil mayonaise op mijn brood
Kwil mayonaise op mijn brood
Nee doe maar weg die botervloot
Hartstikke goed, mijn dank is groot
M-mayonaise op mijn brood
Je veux je veux de mayonaise
Et pas du boter hollandaise
Ik schrijf het op, dan kun je’t laeze
Mu mu mu mu mu mayonaise
Ik was laatst bij de koningin
Ik at daar mee maar had geen zin
Want wat ik zag was om te grienen
Zo’n lelijk kuipje margarine
Ik schreeuw het uit tegen haar man
Zeg word je daar nou vrolijk van
Hij zegt me: nein, het wordt mijn dood
Ik mag nooit mayo op mijn brood
Kwil mayonaise op mijn brood
Kwil mayonaise op mijn brood
En stuur de rest van heel die zoot
Maar naar een vluchteling in nood
Kwil mayonaise op mijn brood.
terug